Mischien kan ik wat licht op de zaak werpen. Ik zal het beknopt houden want de materie is vrij breed en voor verschillende wormen ook weer anders. Ik heb het nu dan ook enkel over de bloedworm. Om het begrip temperaturen en besmetting te kunnen begrijpen is het verstandig dat je naar de verschillende levens stadia van de worm bekijkt en de verschillende situaties van het klimaat. Een droge warme zomer heeft andere gevolgen dan een natte warme zomer.
Eieren zonder embryo kunnen prima tegen vorst en combinaties van dooi en vorst. Eieren met embryo kunnen redelijk tegen vorst maar niet de combinaties van dooi en vorst. Eerste en Tweede stadia larven kunnen slecht tegen vorst en combinaties van dooi en vorst. Alle deze levensfases kunnen slecht tegen uitdroging maar wel goed tegen warmte.
Het derde stadium van de larf (L3) is het infectieuze stadium en dus het gevaarlijke stadium voor het paard om op te nemen. Deze larf heeft zich ontwikkeld met behoud van een vlies van het L2 stadium, Hierdoor is hij ongevoelig voor vorst en uitdroging. Al blijkt uit onderzoeken dat hij slecht kan tegen de combinatie van vorst en dooi verschillende (5 periode in onderzoek) malen achter elkaar. Hij heeft wel moeite met warmte en dat komt door dat extra vlies. Dat vlies heeft namelijk geen opening en de L3 larf kan zich daarom niet voeden. De L3 larve zijn grootste vijand is tijd, hij moet voor dat zijn energiereserves op zijn, een gastheer hebben gevonden. Nu verbruikt hij bij warmte veel energie en bij koude weinig. In een warme zomer sterft hij dus snel en in de winter kan hij maanden op zijn reserves teren. Hierdoor is de kans dat je paard door L3 larven wordt besmet dus groot in de winter.