Zand in de darmen
Eigenlijk zou dit artikel iets als "Zand in de darmen!" hebben moeten heten, maar deze pagina is waarschijnlijk beter vindbaar met de huidige titel. Maar ondanks de titel "zandkoliek" gaat dit artikel eigenlijk vooral over alles dat er aan zandkoliek voorafgaat, het herkennen en behandelen hiervan, en het voorkomen dat er daadwerkelijk gezondheidsklachten (waaronder zandkoliek) ontstaan. Dit artikel gaat dus eigenlijk over alles dat met "zand in de darmen" te maken heeft.
Oorzaken
Om "zandproblemen" te kunnen voorkomen moet je uiteraard eerst weten op wat voor manieren paarden zand in de darmen kunnen verzamelen. "Het eten van zand natuurlijk" denk je wellicht, maar de situatie is complexer dan dat. Het is onlogisch om te veronderstellen dat in de vrije natuur paarden bij bosjes sneuvelen door zandkoliek, er is bovendien geen data die deze veronderstelling ondersteunt. Paarden krijgen van nature tijdens het foerageren altijd wel wat zand binnen maar de darmen zijn in staat om zand ook weer te lozen. Maar waarom lijkt dit evenwicht vaak zoek bij door mensen gehouden paarden? Er zijn een paar redenen te bedenken waarom paarden teveel zand binnen krijgen en/of te weinig zand uitscheiden:
- Bodemgesteldheid
-
"Zand" is in deze context eigenlijk een verkeerde term. Zandkoliek kan ook ontstaan door wat we vaak aanduiden als "aarde". Ook aarde bestaat voor het grootste deel uit onverteerbare en niet-oplosbare bestanddelen, en het zijn deze deeltjes die zich in de darmen kunnen ophopen. Eigenlijk zouden we het in plaats van over "zand" over "los onverteerbaar bodemmateriaal" moeten hebben, maar
dat leest wat ongemakkelijk. In dit artikel schrijven we dan ook gewoon "zand" maar houdt in gedachten dat we hier eigenlijk alle soorten losse onverteerbare bodemdeeltjes mee bedoelen.
Helaas bestaat de bodem van Nederland en Vlaanderen doorgaans uit los bodemmateriaal, in tegenstelling tot de natuurlijke leefgebieden van het paard die veelal veel steviger en rotsachtiger van samenstelling zijn. Het is goed mogelijk dat het paard van nature minder goed is aangepast aan een leven op onze bodem, een feit dat ook al wordt verraden door de hoeven die ook wat moeite hebben met onze veel te zachte ondergrond. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat als er meer los bodemmateriaal aanwezig is, de kans dat het paard er teveel van binnenkrijgt toeneemt.
- Verankering vegetatie
- Een ander probleem is dat de verankering van de weidevegetatie vaak te wensen overlaat. De plant raakt te gemakkelijk los en wordt met wortel en al opgegeten. Deze spreekwoordelijke "en al" bevat vaak grote hoeveelheden zand of ander bodemmateriaal. Voor het te gemakkelijk loslaten van de vegetatie zijn verschillende oorzaken te bedenken:
- Bodemsamenstelling
- Vegetatie wordt natuurlijk gemakkelijker losgetrokken van zandgrond dan van een rotsbodem. Maar ook losse stenen helpen om de vegetatie grip te geven. Helaas bevat onze bodem zelfs ook dat nauwelijks en zit er in de bodem praktisch niets waar de wortels zich omheen kunnen slingeren.
- Bodemstructuur
- Een weide wordt voorafgaand aan het inzaaien doorgaans geploegd, waarna het jaren duurt voordat de bodem weer een beetje stevigheid heeft verkregen. Tot die tijd is het bijna onmogelijk om de plantjes normaal af te grazen zonder dat de wortels losraken en samen met een lading bodemmateriaal in de mond terechtkomen. Een ander probleem is dat weides vaak te intensief worden betreden; de grond wordt losgelopen en de vegetatie heeft geen houvast meer.
- Soort vegetatie
- Paarden zijn niet kieskeurig. Van nature bestaat het voedsel van paarden (deels) uit grotere en stengeligere gewassen, die ook grotere wortels hebben en dus beter vastzitten. Maar wij zaaien onze weides in met uitsluitend sneller groeiende grasplantjes, die helaas ook kortere wortels hebben en dus gemakkelijker loslaten.
- Waterpeil
- Planten passen de afmetingen van de wortels aan; als het water dieper in de grond zit dan ontwikkelen de planten diepere wortels, die dus ook beter vastzitten. Helaas leven we in een nat klimaat en een bodem met hoog grondwaterpeil, dus de planten worden niet gestimuleerd om diep te wortelen. De gewoonte om tijdens droogte de weide te irrigeren maakt de situatie nog erger.
- Opbrengstgericht hooien
- Vaak worden bij het hooien de machines zo afgesteld dat er vooral maar geen kostbare sprietjes blijven liggen. De machine schraapt letterlijk over de grond, maar samen met de allerlaatste sprietjes verdwijnt er ook een hoop zand in het pak.
- Eettijd
- Een paard besteedt per etmaal zo'n 17 uur aan het bijeenscharrelen van zijn voedsel. De eettijd wordt maar voor een klein deel beïnvloed door het voedselaanbod, de tijd die het paard aan eten besteedt blijkt vooral in zijn genen te zijn voorgeprogrammeerd. In de praktijk betekent dit dat wanneer het door mensen verstrekte maaltje door het paard is opgegeten, in een doorgaans veel kortere tijdsduur dan de voorgeprogrammeerde eettijd, het paard zich de rest van deze periode zal willen blijven bezighouden met "eetbezigheden". In het ideale geval zal het paard zich "vermaken" door te grazen, maar is het gras te kort dan wordt de grasplant met wortel en al losgepeuterd en opgegeten. Of wanneer er hooi wordt gevoerd zal het paard overdreven zijn best doen om alle losse hooisprietjes van de grond te schrapen. Het komt volgens sommige bronnen zelfs vaak voor dat paarden om maar aan hun eetinstinct te voldoen zelfs puur zand gaan eten. De kans op zandkoliek wordt dan wel erg groot.
- Vezelgebrek
- Paarden worden vaak gevoed met voedingsconcentraten zoals bix, muesli's en andere graanproducten. Deze voedingsproducten bezitten vele gezondheidsnadelen, maar in deze context is vooral het gebrek aan vezels en volume dat een ongunstige invloed heeft. Dit gebrek aan vezels ontstaat niet zozeer door het directe gebrek aan vezels dat deze voedingsproducten bezitten, maar doordat deze voedingsconcentraten de plaats innemen van volumineus vezelhoudend voedsel zoals gras en hooi dat gerantsoeneerd wordt "omdat het paard anders te dik wordt". Per kilo energierijk krachtvoer wordt het paard vele kilo's aan vezelrijk ruwvoer onthouden. Deze korting op vezels en volume heeft in de context van zandkoliek twee nadelen:
Het paard zal trachten het gemis aan vezels te compenseren en gaat knagen en prutsen aan alles dat lijkt op voedsel. Hiermee wordt vaak ook veel zand meegenomen.
Zand wordt het gemakkelijkste en snelste uit de darmen gespoeld door een vezelige darminhoud. Voedingsconcentraten missen het vermogen om zand mee te sleuren en remmen bovendien de natuurlijke peristaltiek (kneedbewegingen) van de darmen; er is immers weinig te kneden aan gemakkelijk op te nemen voedingsconcentraten.
- Voederplek
- Vaak wordt hooi verstrekt op of nabij een losse ondergrond. De grond wordt losgetrapt, en als er dan vervolgens hooi op valt of waait dan zal het paard gemakkelijk veel zand binnen kunnen krijgen tijdens het verzamelen van de hooisprietjes.
- Te weinig beweging
- Voor de darmen is het gunstig als het paard regelmatig in beweging is. Met "regelmatig" wordt in deze context "om de paar uur" bedoeld. Hierdoor verandert de stand van de darmen regelmatig zodat zand minder kans heeft om "uit te zakken". Eigenlijk kan het paard alleen maar aan voldoende beweging komen als het 24 uur per dag de mogelijkheid heeft om buiten te lopen. Zie ook ons artikel over huisvesting.
Het ontstaan van problemen
Wanneer de hoeveelheid zand dat door het paard wordt opgenomen niet groter is dan de hoeveelheid die door de darmen kan worden afgevoerd dan is er eigenlijk geen probleem. Maar hoopt het zand zich op dan ontstaan er wel problemen. Het zand verzamelt zich op specifieke plekken (lager gelegen delen, in bochten, etc) waarbij vervolgens de bekleding van de darmwand door de schurende werking van het zand beschadigd raakt. Voedingsstoffen en vloeistoffen kunnen dan minder goed worden opgenomen. Het paard kan afvallen en diarree krijgen. Dit laatste komt in ongeveer 35% van de gevallen voor. Bij de meeste paarden merk je helaas niet zo heel veel. De prestaties van het paard kunnen afnemen doordat het minder goed voedingsstoffen kan opnemen en zich oncomfortabel voelt door de irritatie in zijn darmen.
Door de irritatie van de darmwand en de aanwezigheid van een zandmassa neemt de beweeglijkheid van de darmen af. Het zand kan nu minder gemakkelijk worden afgevoerd en zal zich nog sneller gaan ophopen. Wanneer de opeenhoping groter wordt zal ook de doorstroming van de darmen worden belemmerd. Gassen kunnen moeizamer ontsnappen; het paard kan gaskoliek krijgen. Pijn en spasmen rond de obstructie verminderen de doorstroming van de darmen nog verder. Abnormale darmbewegingen kunnen verdraaing of verplaatsing van de darm veroorzaken. Ook kan het zand uiteindelijk door de darmwand heen schuren. De darminhoud kan nu in de buikholte terechtkomen en fatale ontstekingen veroorzaken.
Gelukkig zullen de meeste paarden deze laatste stadia niet snel bereiken en zijn de gezondheidsproblemen van de voorgaande stadia nog volledig op te lossen. Het belangrijkste blijft een tijdige herkenning van problemen en risicofactoren en het op tijd treffen van passende maatregelen.
Symptomen
Over de symptomen van acute zandkoliek hoeven we eigenlijk niet te schrijven; zelfs voor leken is duidelijk dat er een calamiteit gaande is waarbij de expertise van een dierenarts dringend is gewenst. Het paard heeft duidelijk pijn, is onrustig, rolt, kijkt en schopt naar zijn buik, transpireert, eet niet meer, enzovoorts. In dit stadium kun je zelf niet meer zoveel doen en zijn de vooruitzichten ook bij interventie door een dierenarts niet gegarandeerd gunstig. In dit artikel concentreren we ons dan ook liever op het voorkomen van zandkoliek en het herkennen van signalen die de aanwezigheid van zand in de darmen verraden voordat er zandkoliek optreedt.
Signalen die op de waarschijnlijke aanwezigheid van zand kunnen duiden zijn:
- Eetgedrag en leefsituatie
- Zijn de geschetste situaties onder het kopje "Oorzaken" op jouw paard van toepassing? Dan kun je er sowieso wel van uitgaan dat de kans groot is dat het paard een zekere hoeveelheid zand binnen krijgt.
- Zand in de waterbak
- Controleer zo nu en dan of er veel zand ligt in de drinkbak van het paard. Ligt er veel zand dan is dit een aanwijzing dat het paard veel zand binnenkrijgt: als er tijdens het drinken veel zand uit de mond spoelt dan kan je er van uitgaan dat er ook veel zand zal zijn ingeslikt.
- Zand in de mest
- Mestballen kun je gemakkelijk onderzoeken op de aanwezigheid van zand; zie onze animatie hiernaast. Het eindresultaat beoordeel je als volgt:
Zit er zand onder in de zak dan is het goede nieuws dat de darmen in staat zijn om zand te lozen, maar het slechte nieuws is natuurlijk dat het bewijst dat het paard zand binnenkrijgt. Of het goede en slechte nieuws elkaar compenseren blijft dan natuurlijk de vraag.
Zit er geen zand in dan kan het betekenen dat het paard geen zand binnenkrijgt, maar het kan ook betekenen dat de darmen niet in staat zijn om het binnengekregen zand te lozen.
In beide gevallen is de test niet compleet zonder een herhaling hiervan na een behandeling met een zandafdrijvend middel als psyllium. Is er dan ineens wel zand, of meer zand, dan is dit een indicatie dat de darmen niet voldoende zand uitscheiden en voortzetting en periodieke herhaling van een psylliumkuur wenselijk is.
- Wisselende mest
- Heeft het paard vaak zonder aanwijsbare reden afwisselend slappe mest en harde mest dan is het goed mogelijk dat zand in de darmen de boosdoener is. Nader onderzoek van de mest op zand voor en na een psylliumkuur is dan aan te raden.
- Gezondheidsklachten
- Heeft het paard soms weinig eetlust, heeft het een dikke buik maar blijft het verder te mager ondanks voldoende voedselaanbod, dan kan zand de boosdoener zijn. Ook hier is een nader onderzoek van de mest voor en na een psylliumkuur aan te raden.
- Signalen die duiden op discomfort tijdens en/of na het rijden
- De door het rijden veroorzaakte bewegingen laten het zand schuren tegen de binnenkant van de darmwand die hierdoor beschadigt en pijnsignalen afgeeft.
Voorkomen
Wat kun je doen om de kans op opname van grote hoeveelheden zand te voorkomen:
- Zorg dat het paard voldoende lang aan zijn eetinstinct kan voldoen. Verstrek ruwvoer in plaats van voedingsconcentraten. (Nee, je paard komt dan niks te kort, zie ook ons artikel over voeding. Gebruik eventueel een graaskorf voor paarden die te snel grazen en voortijdig van de weide afmoeten omdat ze anders te dik worden. Als de paarden hooi krijgen overweeg dan om een zogenaamde "slowfeeder" te maken. In zijn eenvoudigste vorm is dit een fijnmazig hooinet. Een meer ingewikkelde vorm is een hooidispenser waarin complete balen passen. Hierdoor kan het paard toch voldoende lang bezig zijn met eten zonder dat het zand binnenkrijgt.
- Voer de paarden bij op een verharde ondergrond. Niet alleen is dit beter voor de hoeven maar je voorkomt hiermee het stuklopen van de ondergrond en het tussen het zand uitvissen van op de grond terechtgekomen hooisprieten.
- Zet het paard niet langdurig in de rijbak of paddock waar weinig te eten is en het paard uit verveling de schaarse sprietjes met wortel en al uit de grond gaat peuteren.
- Als je invloed kunt uitoefenen op het hooien zorg er dan voor dat de machines niet al te laag over de grond maaien en schrapen. Hiermee voorkom je dat er veel zand tussen het hooi terechtkomt.
Wat kun je doen om de uitscheiding van zand te verbeteren:
- Vermijd het voeren van voedingsconcentraten. Deze maken de darmen "lui" en door het gebrek aan vezels en volume wordt het zand niet goed mee getransporteerd. Verhoging van het aandeel vezels in de voeding bevordert de uitscheiding van zand.
- Zorg voor voldoende bewegingsmogelijkheid. Ideaal is het gebruik van een schuilstal zodat het paard naar behoefte in en uit kan lopen. Zie ook onze pagina over huisvesting.
- Verstrek periodiek een zandafdrijvend middel als psyllium. Deze middelen werken het beste als ze preventief worden gebruikt. Belangrijk is dan wel dat het middel niet continu wordt gebruikt maar in kortdurende periodes. Meer hierover kun je lezen op onze pagina over Psyllium.