>
>> Is het niet zo dat er een onevenwichtige samenstelling van spoorelementen
>> is in zo'n gras dat op zure bodem groeit,

> de fabriek, de grond het toeleveringsbedrijf.
>
>>
> Frans
Die redelijke marges waarbinnen gras nog gras is mbt sporenelementen en mineralen zijn misschien toch wel variabel genoeg om de gezondheid van paarden te beïnvloeden.
Citaat uit:
http://www.vlaamspaardenloket.be/admin/uploads_docs/2009-09-11-12-49-09_Grasland%20voor%20paarden%20-%20Brochure.pdf4.2.2 Fosfor
Fosfor wordt in de planten gebruikt voor de opbouw van bepaalde eiwitten en andere organische stoffen. Voor de gezondheid van het grazend vee is het belangrijk om een voldoende hoog fosforgehalte in het gras te bereiken. In de bodem is fosfor weinig mobiel, waardoor de verliezen door uitspoeling zeer gering zijn. Via bemesting kan dus een reserve aan fosfor in de bodem worden opgebouwd.
Op een paardenweide volstaat het om alleen in het voorjaar een fosforbemesting te geven. De omvang van deze bemesting wordt bepaald door de reserve in de bodem. Fosfor bevordert sterk de wortelgroei. Aangezien in het voorjaar eerst de wortelgroei op gang komt en dan pas de bladgroei is het aangewezen om de fosforbemesting reeds vrij vroeg (maart) in het voorjaar toe te dienen. Een tekort aan opneembaar fosfor in de bodem leidt tot opbrengstdaling en het geproduceerde gras zal een laag fosforgehalte hebben.
Door het opvolgen van de bemestingsadviezen bekomt men niet alleen een goede grasgroei maar ook een voldoend fosforgehalte in het gras. De fosfor in het gras wordt door de paarden benut voor onder andere de beendervorming en is van wezenlijk belang voor de energieverwerking in het dier.
4.2.3 Kalium of potas
Kalium vormt in de plant geen bestanddeel van de organische stof. Kalium speelt een belangrijke rol in de plant, namelijk bij de vorming en het vervoer van de koolhydraten
(o.a. suikers) en bij de regeling van de waterhuishouding in de plant. Net als fosfor bevordert kalium de groei van de goede grassoorten.
Kaligebrek resulteert in lagere opbrengsten en maakt de graszode meer gevoelig voor droogte en vorst. Bij een overmaat aan kali, door een te hoge bemesting en of een te hoge bodemvoorraad, neemt het kaligehalte in het gras sterk toe. Door de antagonistische werking veroorzaakt de verhoogde kali-opname een daling van het magnesium-, natrium- en calciumgehalte in het gras. Dit kan leiden tot een gebrekkige mineralenvoorziening voor het paard.
Om gedurende het ganse groeiseizoen een voldoende kali-aanbod te hebben, wordt meestal aangeraden om de kalibemesting in twee keer toe te dienen. De grootste dosis wordt toegediend in het voorjaar en de tweede in de periode juni-juli.
18
4.2.4 Magnesium
Magnesium is voor de plant noodzakelijk voor de opbouw van het bladgroen. Magnesiumtekort veroorzaakt een storing in de bladgroenvorming wat leidt tot een bleekverkleuring van het gewas en een opbrengstdaling. Op gras ziet men zelden duidelijke verschijnselen van magnesiumgebrek. De bemesting met magnesium op grasland mag echter niet verwaarloosd worden met het oog op de grasproductie en het verhogen van het magnesiumgehalte in het gras in verband met de gezondheid van de dieren. In dit verband is het belangrijk om aan te stippen dat klavers en kruiden tot drie keer meer magnesium bevatten dan grassen.
Magnesium wordt door de planten moeilijker opgenomen in koude weersomstandigheden. Om in die perioden toch een voldoende magnesiumopname te hebben, wordt geadviseerd om de magnesiumbemesting te fractioneren door bijvoorbeeld twee derden van de geadviseerde dosis in het voorjaar toe te dienen en één derde in de loop van de maand augustus.
Deze late toediening zorgt ervoor dat ook in het najaar voldoende magnesium in het gras aanwezig is. Voor het paard is magnesium van essentieel belang bij de activering van tal van enzymen.
Moniek